China was veel eeuwen een keizerrijk met een alleenheerschappij. Voor de opiumoorlogen was China in het Qing-dynastie (1644-1912). De qing-dynastie, gesticht door de Manchus, breidde hun grenzen uit tot hun verste bereik en veroverde o.a Taiwan,Tibet en het Oeigoerse rijk. Terwijl in Europa, de landen bezig waren met het sociale en economische ontwikkeling van hun land, was de qing-dynastie isolationistisch en had strenge regels om de handel en industrie te controleren en monopoliseerde belangrijke industrieën.
In het begin mogen buitenlandse handelaren alleen handelen met China in 4 steden, namelijk Guangzhou, Xiamen, Songjian, and Ningbo. Chinese producten zoals zijde,porselein en thee werd begeerd door Europeanen, er was dus een grote vraag om te handelen met China. Maar de Manchu keizer wantrouwde buitenlandse handel, hij zag het als een bedreiging voor zijn macht, omdat hij bang was de Han Chinezen in de kustgebieden sterker zullen worden door handel met buitenlanders. Ze hadden ook twijfels over de westerse landen en waren bang dat buitenlanders het Chinees grondgebied zullen saboteren.Dan in de 18e eeuw, had de Qianlong keizer de Cohong geïmplementeerd om buitenlandse handel strenger te controleren. Het was een gilde van lokale chinese koopmannen (hong) die alle buitenlandse handel kon belasten en reguleren zoals zij geschikt achtten.
Er was dus veel corruptie en ongepaste beperkingen. Dit nieuwe systeem plaatste een enorme beperking voor handelaren, die geen rechtstreeks contact mogen hebben met Qing-ambtenaren en dus worden hun klachten nutteloos. Daarom begonnen buitenlandse handelaren hun klachten en kritiek over het systeem direct in te dienen bij Beijing. De keizer en zijn ambtenaren waren dus gealarmeerd door deze schending van het normale protocole, wat buitenlandse contact met Beijing verbood behalve in het geval van schatplichtige gezanten uit andere staten. Dit leidde tot het nog strengere Kanton handelssysteem die buitenlandse handel(behalve die van Rusland) beperkte tot de zuidelijke haven van Kanton (nu Guangzhou) en die nog meer beperkingen legden op buitenlandse handel. Buitenlanders waren verboden om in andere delen van China handelen of binnenkomen. Ze kunnen alleen handelen en blijven in de Dertien Factorijen in Canton. Veel landen waren erg woedend over de nieuwe beperkingen in Canton en eisten grotere toegang tot de Chinese markten.
Dus begonnen landen zoals Groot-Brittannië, nederland en de Verenigde staten diplomatieke missies naar China te sturen met de hoop om het Kanton systeem te versoepelen en handelsvoorwaarden te krijgen. Ze willen allemaal de grote consumentenmarkten van China openen voor handel.Vooral voor Groot-Brittannië was dit aanzienlijk belangrijk. In Engeland hadden ze een grote onverzadigbare vraag naar Chinese producten zoals zijde, meubles en vooral chinese thee. Thee was heel belangrijk voor de Engelse economie. Rond 1800 importeren de Britten 23 miljoen pond thee per jaar voor een bedrag van 3.
6 miljoen pond zilver en thee was meer dan 10% van de Britse belastinginkomen.Maar de chinezen waren niet echt geïnteresseerd in Europese producten en dus accepteren ze alleen betaling in zilver, dit zorgde voor een enorme handelstekort voor veel Europese landen niet alleen Engeland. Zilver vloeide snel uit Engeland en er bestond deflatie van zilver bullions in Engeland, omdat ze geen grote zilvervoorraden hebben. Ze moesten eerst zilver inkopen bij andere landen om te kunnen handelen met de Chinezen.
Dus besloot het Britse overheid om een officiële gezant van Koning George III naar de keizer te sturen om officiële diplomatieke relaties te vormen met het keizerrijk: de Macartney missie (1793). Macartney moest enkele doelen voldaan: de eerste is om de handelsvoorschriften te versoepelen en dus de Kanton systeem beëindigen, de tweede was om een Britse ambassade te vestigen in Beijing of tenminste een Britse diplomatieke vertegenwoordiging bij het keizerlijke hof en de laatste was om een klein eiland aan de Chinese kust te verkrijgen van waaruit Britse handelaren onder Britse wet zouden opereren en niet van Chinese. Ze wouden het nut van de Britse wetenschap en technologie aantonen om Chinese aankoop van Britse goederen te aanmoedigen en als volgt, laden hun schip met allerlei geschenken zoals klokken, telescopen,wapens en andere technologische producten.
Maar de Qing-keizer was niet onder de indruk met deze astronomische instrumenten; hij had al soortgelijke objecten ontvangen van portugese jezuïeten. Hij vond de Britten ook onbeleefd. Door een verschil in cultuur, had de gezant van koning George iii, Macartney geweigerd om de kowtow uit te voeren;een persoon knielt met beide knieën op de grond en buigt met hun voorhoofd de grond rakend bij het ontmoeten van de keizer. Hij zag ook het Macartney ambassade niet als een diplomatieke missie maar als een van eerbetoon.
In het eind werd geen van deze concessies geleend door de keizer. Hij ziet niet het nut om diplomatieke relaties met Engeland te hebben.. “Ons Hemelse rijk bezit alle dingen in overvloedige hoeveelheden en mist geen enkel product binnen zijn grenzen. Het is daarom niet nodig om de goederen van externe barbaren in te voeren in ruil voor onze eigen producten.” De qianlong keizer in een brief naar Koning George (vertaald)Later werd er nog een andere Britse ambassade(Amherst in 1816) gestuurd om nog een keer te proberen betere handelsbetrekkingen te vaststellen.
Maar in plaats daarvan werd Amherst uit China verdreven omdat hij het kowtow niet deed.De Britten hebben dus nog steeds een grote negatieve handelsbalals. Dit maakte de Britse regering erg woedend en waren ze overtuigd dat alleen met dwong de Qing-regering zou besluiten om de havens van China zou openen.De britten moeten een product hebben waardoor de Chinezen wel geïnteresseerd voor zullen zijn om te handelen en dat product was opium. Dus begonnen ze meer opium te produceren in hun Indiase kolonien.